Pagina's

maandag 19 november 2012

What goes around, comes around; het belanghebbendebegrip en milieugevolgen

Op 31 oktober 2012 (201202443/1/A1) deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak over het belanghebbendenbegrip in een handhavingszaak.
Een varkenshouder had aan het bevoegd gezag van de gemeente Steenbergen verzocht om handhavend op te treden tegen de met het bestemmingsplan strijdige bewoning van het perceel, dicht bij zijn (intensieve) varkenshouderij.
Burgemeester & Wethouders verklaarden het verzoek niet-ontvankelijk omdat de varkenshouder geen belanghebbende zou zijn. Het bezwaar dat de varkenshouder hier tegen maakte, werd ook niet-ontvankelijk verklaard en de rechtbank oordeelde vervolgens dat het beroep ongegrond was.
De Afdeling kwam echter tot andere resultaten. Overwogen werd als volgt: om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt dient diegene een voldoende objectief en actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben, dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Overwogen werd in dit geval dat de woning waarop het handhavingsverzoek zich richtte is gelegen aan de ontsluitingsweg van de varkenshouderij. Eerder al hadden de bewoner van de woning en de varkenshouder met elkaar in de clinch gelegen. In de uitspraak van 17 februari 2010 had de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat de bewoner van de woning belanghebbende was bij het besluit tot verlening van een revisievergunning aan de varkenshouderij.
In de betreffende uitspraak kwam vast te staan dat de bewoner van het perceel milieugevolgen van de inrichting zou kunnen ondervinden. Om die reden werd de bewoner als belanghebbende aangemerkt. Dat oordeel komt nu in de handhavingszaak als een boemerang terug.

De varkenshouder realiseerde zich na de procedure over de revisievergunning ongetwijfeld dat nu sprake was van bewoning, vlak bij zijn bedrijf, dat een negatief effect kon hebben op zijn bedrijfsvoering. Dat leidde denkelijk tot het verzoek van de varkenshouder om handhavend op te treden tegen het (naar zijn oordeel) met het bestemmingsplan strijdige gebruik. In de uitspraak van 31 oktober 2012 oordeelde de Afdeling dan ook dat vaststond dat de betreffende bewoner op dusdanige afstand van het bedrijf van de varkenshouder lag dat het, gelet op de aard en de omvang er van, aannemelijk was dat daar milieugevolgen van de inrichting konden worden ondervonden. Gelet daarop was niet onaannemelijk dat de aanwezigheid van de woning gevolgen kon hebben voor de bedrijfsvoering van de varkenshouder. Rechtbank en College hadden dus ten onrechte geoordeeld dat de varkenshouder niet kon worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 lid 1 van de Awb. Het door de varkenshouder gedane verzoek om handhaving was daarom aan te merken als een aanvraag in de zin van artikel 1:3 lid 3 van de Awb en de beslissing op die aanvraag was aldus een besluit in de zin van het eerste lid van dat artikel.

Veel verder kwam de varkenshouder nog niet: het College moet zich alsnog inhoudelijk uitspreken op het verzoek tot handhaving.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marieke Dankbaar (tel. 023 5530 230; dankbaar@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en Overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten