Pagina's

dinsdag 29 mei 2012

Opvang voor verslaafden en/of daklozen: altijd maatschappelijke onrust en reuring

De jurisprudentie over ruimtelijke plannen en vergunningverlening voor daklozenopvang, drugsverslaafdenhostels en aanverwante maatschappelijke voorzieningen geeft – en dat is niet vreemd – een casuistisch beeld. Er zijn echter wel een paar grote gemene delers: dergelijke voorzieningen zorgen vaak voor maatschappelijke onrust en politieke reuring. Toch moet bijna iedere gemeente beslissingen nemen over de vraag waar dergelijke opvanglocaties kunnen worden gevestigd, hoe met de ruimtelijke effecten moet worden omgegaan en vooral ook hoe rekening gehouden kan worden met de omwonenden.

Op 16 mei 2012 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State weer een tweetal uitspraken over respectievelijk een bestemmingsplan van de gemeenteraad van Eindhoven, waarin een woonvoorziening (hostel) voor chronisch verslaafde dak- en thuislozen mogelijk werd gemaakt (201108422), en een bestemmingsplan waarmee een hostel voor drugsverslaafden in Almere werd gefaciliteerd (201008530).
Op 2 mei 2012 deed de Afdeling bestuursrechtspraak een uitspraak over een projectbesluit ten behoeve van de herhuisvesting van de Stichting Maatschappelijke Opvang Voorziening in Roermond; voor een bespreking van de gemene delers neem ik die uitspraak ook mee (201107894 en 201107957).

Omwonenden verzetten zich vaak tegen opvangvoorzieningen in hun directe leefomgeving, omdat ze overlast en gevaarlijke situaties vrezen. Alle mogelijke ruimtelijk relevante argumenten passeren dan veelal de revue, maar uiteindelijk gaat het om leefbaarheid, sociale veiligheid en politiek draagvlak.

In de Eindhovense zaak overwoog de Afdeling bestuursrechtspraak hierover dat voorop gesteld moet worden dat de gemeenteraad bij het vaststellen van een bestemmingsplan een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. In dit geval had de gemeenteraad in strijd met eerdere toezeggingen geen empirisch onderzoek naar de vermindering van de bestaande – en erkende - overlast in de wijk laten uitvoeren. Dat heeft de Afdeling de gemeenteraad vergeven, gelet op het grote maatschappelijk belang dat met de realisatie van zo’n voorziening gemoeid was. Ook was de Afdeling gevoelig voor het argument dat er een literatuuronderzoek was uitgevoerd naar soortgelijke voorzieningen in andere steden en de te verwachten gevolgen van de komst van een woonvoorziening voor dak- en thuisloze verslaafden in de betreffende wijk. Uit dat onderzoek was gebleken dat geen toename van overlast te verwachten is en dat de overlast, gelet op het type wijk, mogelijk kon worden verminderd. Ook hechtte de Afdeling bestuursrechtspraak aan de aanwezigheid van een beheerplan en aan het feit dat inmiddels door een ander onderzoeksbureau een nulmeting naar leefbaarheid en veiligheid in de wijk was verricht. Deze meting zal jaarlijks worden herhaald, zodat in overleg met de beheergroep, waarin omwonenden zijn vertegenwoordigd, zou kunnen worden bezien wat de gevolgen van de vestiging zijn en welke eventuele nadere maatregelen nodig zijn. Het maatschappelijke belang van een spoedige vestiging van een voorziening als de onderhavige woog gelet op deze omstandigheden zwaarder dan de belangen van de omwonenden.
In de uitspraak over de vestiging van een soortgelijk hostel in Almere Stad hechtte de Afdeling bestuursrechtspraak belang aan gelijksoortige maatregelen en omstandigheden. Ook hier was sprake van een nulmeting en herhaald onderzoek naar de veiligheid en leefbaarheid in de buurt. En ook hier waren ervaringen van elders in het land gebruikt om de te verwachten overlast in te schatten. Begeleiding, toezicht, huisregels en een beheerplan, werden in Almere eveneens opgevoerd om aan de zorgen van omwonenden tegemoet te komen. De Afdeling bestuursrechtspraak vond gelet daarop dat er geen aanleiding was voor het oordeel dat de gemeenteraad de veiligheid en leefbaarheid in en om de voorziene drugsopvang onvoldoende in zijn afweging had betrokken.
In Roermond tot slot was van belang dat er een zogenaamde Klankbordgroep voor de opvang was opgericht, waarbij verschillende instanties zijn betrokken en die ten doel heeft om de opvang zo goed mogelijk te integreren in de directe omgeving. Ook het Drang- en dwangbeleid van de gemeente wekte voldoende vertrouwen voor de toekomst.

Zorgvuldig onderzoek naar de leefbaarheid en veiligheid in een wijk, onderzoek naar vergelijkbare situaties in het land en het betrekken en serieus nemen van omwonenden bij de exploitatie en het beheer van de voorziening blijken dus relevant. Verrassend lijkt dat toch niet. Als aan de genoemde zorgvuldigheidseisen wordt voldaan, is het uiteindelijk vooral een politieke keuze of zo’n voorziening er moet komen – en zo ja, waar – en van dat soort keuzes houdt de rechter nu eenmaal gepaste afstand.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marieke Dankbaar (tel. 023 5530 230; dankbaar@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en Overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.

zondag 27 mei 2012

Seminar “Roze Ouderschap” op donderdag 19 juli a.s.

In het kader van “Haarlem Roze Stad” organiseert de sectie familierecht van Pot Jonker Seunke Advocaten in samenwerking met notaris Liesbeth Verhagen op donderdag 19 juli 2012 een seminar over “Roze Ouderschap”.

Tijdens deze informatieavond (van 19.30 tot 22.00 uur) wordt onder andere aandacht besteed aan het begrip ouderschap, het ouderlijk gezag, de huidige adoptieprocedure alsmede het nieuwe wetsvoorstel.

Daarnaast komen vanzelfsprekend de volgende onderwerpen aan de orde: het belang van het kind, de positie van de zaaddonor, het (achter)naamrecht alsmede erfrechtelijke kwesties (erfbelasting). Na afloop van en gedurende de presentaties is er volop gelegenheid tot het stellen van vragen.

Het seminar vindt plaats in de “De Janszalen” aan de Jansstraat 36/40 te Haarlem. De Janszalen bevinden zich in het centrum van Haarlem op slechts 5 minuten loopafstand van zowel de Grote Markt als het NS-Station. Via onderstaand e-mailadres/telefoonnummer kunt u zich aanmelden voor het seminar.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Aline van Katwijk van de sectie Familie- en erfrecht (vankatwijk@potjonker.nl)/ telefoon 023 – 553 02 30)

maandag 21 mei 2012

Afdeling bevestigt uitspraak over leegstand in schoolgebouwen



Een jaar geleden heeft de rechtbank ’s-Gravenhage geoordeeld dat de gemeente leegstand bij de ene school ten behoeve van het ruimtetekort bij de andere school mag vorderen op basis van artikel 76 R van de Wet op het Voortgezet Onderwijs alsmede op basis van de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs http://www.potjonker.nl/Nieuws/Onderwijsrecht-Mag-een-gemeente-leegstand-bij-de-ene-school-vorderen-ten-behoeve-van-het-ruimtetekort-bij-de-andere-school-

Tegen deze uitspraak heeft de school van wie het medegebruik zou worden gevorderd, hoger beroep ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Naar aanleiding van dit hoger beroep heeft de Afdeling op woensdag 16 mei 2012 uitspraak gedaan en het hoger beroep van de school ongegrond verklaard en daarmee de uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage d.d. 25 mei 2011 bevestigd [LJN: BW5954].

Evenals de rechtbank heeft de Afdeling vastgesteld dat de leegstand binnen een school dient te worden berekend op basis van bruto vloeroppervlakte (bvo). Dat in het schoolgebouw een overschot aan m² bvo aanwezig is, is door de school van wie het medegebruik is gevorderd niet betwist. De school heeft zich echter op het standpunt gesteld dat het overschot aan m² bvo te verklaren is door de ongunstige bruto/netto vloeroppervlakte van de school. Volgens de school is de gemeente niet bevoegd om bouwkundige aanpassingen aan het schoolgebouw te verrichten teneinde het overschot aan m² bvo aan te kunnen wenden voor medegebruik. De Afdeling heeft hierover geoordeeld dat de gemeente die op grond van artikel 76 b lid 1 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs zorg draagt voor de voorzieningen in de huisvesting van scholen, in beginsel bevoegd is bouwkundige aanpassingen aan het schoolgebouw te verrichten om het medegebruik mogelijk te maken. Derhalve heeft de rechtbank dan ook naar het oordeel van de Afdeling terecht geoordeeld dat de gemeente, nu die ruimte na de benodigde bouwkundige aanpassingen kan worden aangewend voor medegebruik, zich op het standpunt heeft mogen stellen dat in het schoolgebouw leegstand aan de orde is. Dat het feitelijk niet mogelijk is het overschot aan m² bvo door middel van bouwkundige aanpassing geschikt te maken voor medegebruik, is door de school waar het medegebruik is gevorderd, niet dan wel onvoldoende aannemelijk gemaakt.

Tot slot heeft de afdeling eveneens als de rechtbank geoordeeld dat het tekort aan huisvestingscapaciteit structureel is en dat de gemeente daarbij de zogenaamde 10%regeling in redelijkheid buiten beschouwing heeft kunnen laten.

Voor meer informatie of vragen over onderwijshuisvesting kunt u terecht bij Suzanne van Thoor (vanthoor@potjonker.nl of 023-5530230). 

maandag 14 mei 2012

3e Editie Haarlem Inc van start!


Vernieuwde ondernemerswedstrijd speurt naar talent met informal investors:

Haarlem Inc wedstrijd selecteert elke maand finalist

Haarlem, 14 mei 2012 – De derde editie van ondernemerswedstrijd Haarlem Inc is van start. Door een toenemende vraag naar ondersteuning en praktisch advies bij het starten van een eigen onderneming is de opzet van de wedstrijd voor 2012 veranderd. Iedere maand wordt uit de aanmeldingen één ondernemer geselecteerd, die meedingt naar een plek in de halve finale. Ook kunnen starters meedoen aan de wedstrijd, die minder dan twaalf maanden staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Geïnteresseerde starters kunnen zich vanaf vandaag inschrijven via www.haarleminc.nl.

 De uiteindelijke winnaar krijgt een ‘bedrijfsstart met voorsprong’. “Ondernemen begint bij een goed idee en met toewijding van de ondernemer. De geselecteerde deelnemers krijgen een eigen coach toegewezen door de Rabobank of MKB-Haarlem voor persoonlijke begeleiding tijdens de wedstrijd. Een deskundige jury selecteert en beoordeelt uiteindelijk de ingediende ideeën”, legt Remco van Musscher van Haarlem Inc uit. “Uit eerdere edities is gebleken dat er behoefte is om plannen te laten toetsen door investeerders. Informal investors kijken daarom dit jaargang over de schouders van de kandidaten mee”.

 Haarlem Inc is een samenwerkingsverband van de Haarlemse bedrijven en organisaties Rabobank Haarlem en Omstreken, Pré wonen, Pot Jonker Seunke Advocaten, Haarlems Dagblad, Inholland Haarlem, Stichting FIT, MKB-Haarlem en Young MKB-Haarlem. De organisatie heeft als doel het stimuleren van ondernemerschap in Haarlem en bedrijvigheid tot op wijkniveau aan toe.

De uiteindelijke winnaar krijgt - naast praktische ondersteuning - ook adviesuren een waardecheque en gesponsorde bedrijfshuisvesting bij Pré Wonen. De maandwinnaar krijgt een coach aangeboden, een lidmaatschap bij Young MKB Haarlem en wordt uitgelicht in het Haarlems Dagblad. Bovendien krijgt de kandidaat een juridisch  adviesgesprek met Pot Jonker Seunke Advocaten. Het gehele prijzenpakket is vinden op www.haarleminc.nl.

Economie stimuleren

Haarlem Inc is erop gericht om ondernemerschap in Haarlem te bevorderen. Haarlem heeft namelijk behoefte aan nieuwe bedrijven, om de stad in de toekomst te laten groeien en om activiteit in de stadsdelen te bevorderen. Het te winnen prijzenpakket helpt bij de start van een nieuwe onderneming. Het bewijs hiervan zijn de winnaars van voorgaande jaren; de Logobus en Tweetjemee.

Mede-initiatiefnemer Rosalie Smit van MKB Haarlem: “Haarlem huisvest vele honderden potentiële ondernemers die met het idee rondlopen om voor zich zelf te starten. Neem alleen al de specialisten binnen de Haarlemse creatieve industrie die met dank aan het beleid van de gemeente Haarlem sterk groeiende is. Juist nu is het belangrijk dat nieuwe starters impulsen geven aan de regionale economie. Haarlem Inc geeft net dát zetje in de rug om ideeën om te zetten in ondernemerschap.” Meedoen aan de wedstrijd bevordert het netwerk van de deelnemers, die hiermee nieuwe en interessante relaties opdoen. Via de website kunnen geïnteresseerden zich inschrijven.

Voor meer informatie, interviews, beeldmateriaal en overige verzoeken kunt u contact opnemen met de coördinator van Haarlem Inc, Remco van Musscher via remco@orangemonkey.nl of 06 - 537 58 861 of met met Paul Smeele van Pressrecord Public Relations via paul@pressrecord.nl of 06 - 248 75 484

Bezoek voor meer informatie www.haarleminc.nl.




donderdag 10 mei 2012

Ontslag en loonsanctie: gaat dat samen?

Veel werkgevers zijn inmiddels al geconfronteerd met het feit dat het UWV, als het UWV vindt dat een werkgever te weinig aan re-integratie heeft gedaan, een loonsanctie oplegt. Zo’n loonsanctie kan inhouden dat (maximaal) een derde ziektejaar het loon moet worden doorbetaald en naar re-integratie (intern of extern) moet worden gestreefd. De wet bepaalt dat, als een loonsanctie wordt opgelegd, het opzegverbod tijdens ziekte even lang (voort)duurt als de loonsanctie duurt. In het ergste geval is dat dus een (derde) jaar.

Dat sprake is van een opzegverbod wil niet zeggen dat er ook een ontbindingsverbod geldt. De rechter mag, als de werkgever een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst indient, de arbeidsovereenkomst ontbinden, ook al is sprake van een opzegverbod. Maar een rechter beslist daartoe niet gemakkelijk: de wet verplicht de rechter zich ervan te vergewissen of sprake is van een opzegverbod en algemeen wordt aangenomen dat deze “vergewisplicht” inhoudt dat een rechter de arbeidsovereenkomst alleen zal ontbinden als de rechter meent dat die ontbinding gerechtvaardigd is, ondanks het bestaan van een opzegverbod. De rechter zal de arbeidsovereenkomst niet snel ontbinden als deze het idee heeft dat de werkgever probeert te ontkomen aan de bedoeling van het opzegverbod.

Recent heeft de kantonrechter in Haarlem geoordeeld over een zaak (zaaknummer 547961 (AO VERZ) 12-104) waarin aan een werkgever een loonsanctie was opgelegd vanwege onvoldoende re-integratie-inspanningen. De medewerker was twee jaar in dienst toen deze wegens ziekte uitviel. De re-integratie verliep moeizaam. Er werd een loonsanctie opgelegd en de werkgever deed in het loonsanctietijdvak de nodige inspanningen om de werknemer (extern) te re-integreren. Na afloop van de loonsanctieperiode diende de werkgever een ontbindingsverzoek in. De werkgever stelde dat de werknemer nooit meer zou kunnen re-integreren bij de werkgever, gelet op de aard van de arbeidsongeschiktheid en het feit dat sprake was van een langdurig arbeidsconflict. Onder die omstandigheden vindt de kantonrechter dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst mogelijk moet zijn en kent zij aan de werknemer geen beëindigingsvergoeding toe. De werknemer had wel bepleit dat de werkgever zich verwijtbaar had opgesteld, maar de kantonrechter stelt dat, voor zover daarvan al sprake was, door de werkgever in elk geval tijdens de loonsanctieperiode pogingen zijn ondernomen om alsnog aan de re-integratieverplichtingen te voldoen. Ook geeft de kantonrechter aan dat normaliter na een langdurige periode van ziekte en ontslag, geen beëindigingsvergoeding aan de orde is, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Maar in dit geval nam de kantonrechter aan dat die bijzondere omstandigheden zich niet voordeden. De arbeidsovereenkomst had relatief kort geduurd en het grootste deel van de tijd was de werknemer ziek geweest. Daarenboven had de werkgever in het loonsanctiejaar dus wel de nodige re-integratie-inspanningen gedaan.

In deze zaak is de ontbindingsprocedure dus niet gestart tijdens de loonsanctieperiode, maar in theorie is dat wel mogelijk. “In theorie”, want onder normale omstandigheden zal de kantonrechter, vanwege de hiervoor genoemde vergewisplicht, niet snel tot een ontbinding tijdens een loonsanctieperiode besluiten.

Klik hier voor de blog op de website van HRbase.

Heeft u vragen? Neem gerust contact met mij op:

Muriel Middeldorp
(middeldorp@potjonker.nl of via het telefoonnummer 023 553 0230)

dinsdag 8 mei 2012

Duidelijkheid rond binnenplanse ontheffing

Bestemmingsplannen voorzien als regel er in dat B en W in bepaalde gevallen tot op zekere hoogte mogen afwijken van de inhoud ervan. Zo’n binnenplanse ontheffingsmogelijkheid is in veel bestemmingsplannen gekoppeld aan procedurevoorschriften, die in dat plan zijn beschreven, zoals verplichte tervisielegging van het voornemen tot ontheffing en een bepaalde termijn voor het indienen van zienswijzen. Die koppeling is er omdat de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tot 1 oktober 2010 in artikel 3.6 voorschreef dat die procedureregels in het bestemmingsplan werden vervat.

Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is de procedure tot het verkrijgen van zo’n ontheffing aldaar beschreven, en wel in artikel 2.12, lid 1, onder a, 1e juncto artikel 3.7 Wabo. Artikel 3.6 Wro schrijft ook niet langer voor dat procedurevoorschriften in het bestemmingsplan worden opgenomen. Op grond van de Wabo wordt zo’n binnenlandse ontheffing verleend na een reguliere voorbereidingsprocedure als daar beschreven. Die procedure voorziet niet in de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen.

In de toepassingspraktijk was de vraag gerezen of bij een aanvraag van een binnenplanse ontheffing de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen dan toch moest worden geboden, t.w. op basis van de betreffende bestemmingsplanvoorschriften, of dat de procedurevoorschriften van de Wabo uitputtend zijn.

In een uitspraak van 11 april 2012 (LJN BW1595) heeft de Afdeling die vraag beantwoord: de bestemmingsplanvoorschriften die zien op de procedure om te komen tot een binnenlandse ontheffing blijven buiten toepassing; de procedure van de Wabo is uitputtend. Er geldt slechts één beperking: deze conclusie geldt alleen voor aanvragen voor zo’n ontheffing die zijn ingediend na 1 oktober 2010, de datum van inwerkingtreding van de Wabo; oudere aanvragen dienen nog volgens de procedurevoorschriften van het bestemmingsplan te worden afgehandeld, zo dat inmiddels al niet zou zijn geschied. Daarmee is deze praktijkvraag beantwoord en kunnen wij, de genoemde uitzonderingen daargelaten, eventuele procedurevoorschriften uit het bestemmingsplan voortaan laten rusten bij het verlenen van een binnenplanse ontheffing.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jan Coen Binnerts (tel. 023 5530 230; binnerts@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.