Pagina's

maandag 19 november 2012

Arbitragebeding bij consumenten: vernietigbaar?

Als een consument besluit om zijn woning te (ver)bouwen sluit hij daarvoor een overeenkomst met een aannemer. Op zo’n aannemingsovereenkomst worden vaak algemene voorwaarden van toepassing verklaard, zoals de Algemene Voorwaarden voor Aannemingen in het bouwbedrijf (AVA). In deze voorwaarden staat standaard een arbitragebeding opgenomen dat bepaalt dat geschillen tussen de consument en aannemer uitsluitend worden voorgelegd aan de Raad van Arbitrage voor de Bouw (hierna: “Raad van Arbitrage”). De laatste jaren is echter steeds vaker de vraag aan de orde gesteld, of een dergelijk arbitragebeding is toegestaan in de relatie consument en aannemer.

Het Hof Leeuwarden oordeelde in juli 2011 (LJN: BR2500) - met verwijzing naar de Europese Richtlijn en artikel 17 van de Grondwet - dat het beding in alle gevallen onredelijk is. Volgens het Hof zal de consument zich bij het sluiten van de overeenkomst niet bewust zijn geweest van het beding en dit beding zal geen voorwerp van onderhandeling zijn geweest. Daarnaast overwoog het Hof dat arbitrage nadelen met zich brengt voor consumenten, zoals de (onvoldoende) waarborging van de onafhankelijkheid van arbiters, de kosten en de afstand tussen de woonplaats van de consument en de vestiging van de Raad van Arbitrage. Enkele maanden later kwam het Hof Amsterdam tot een soortgelijk oordeel (LJN: BX3835).

De Raad van Arbitrage vond daarentegen (niet geheel verrassend) dat het arbitragebeding de toets der redelijkheid kon doorstaan (RvA 27-12-2011, nr. 33.361). Het beroep van de consument op de uitspraak van het Hof Leeuwarden werd door arbiter snel afgedaan met het argument dat daartegen nog een cassatieberoep liep.

Inmiddels heeft de Hoge Raad zich uitgelaten over deze kwestie (LJN: BW6135). Volgens de Hoge Raad is een arbitragebeding niet in alle gevallen onredelijk, maar zal de rechter per geval moeten nagaan of een arbitragebeding voor een consument onredelijk is. De consument moet daarvoor de bewijzen aandragen. In elk geval spelen hierbij de aard en de overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval een belangrijke rol.

De uitspraak betekent voor de praktijk dat een aannemer er op bedacht moet zijn dat alsnog de “gewone” rechter bevoegd kan zijn. Dit geldt ook in het geval de procedure aanhangig is gemaakt bij de Raad van Arbitrage, gezien de hiervoor genoemde uitspraak.

Mocht de aannemer de gewone rechter willen uitsluiten, dan verdient het de voorkeur om dit expliciet met de consument te bespreken en vast te leggen in de overeenkomst zelf (en dus niet in de algemene voorwaarden). Dit voorkomt dat de consument zich er op kan beroepen dat hij niet van het beding bewust was en het geen onderwerp van onderhandeling is geweest.

Overigens is mogelijk het laatste woord over het arbitragebeding nog niet gezegd. De overheid beraad zich op dit moment over een concept-wetsvoorstel tot herziening van het arbitragerecht.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Sanne van der Horst (tel. 023 5530 230; vanderhorst@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Vastgoedrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten