Pagina's

donderdag 25 oktober 2012

Kamer stemt op 30 oktober 2012 over wetsvoorstel Lesbisch Ouderschap

Onder het huidige recht kan de meemoeder alleen via de adoptieprocedure juridisch ouder worden. Dit vereist een gang naar de rechter waar de nodige kosten aan verbonden zijn. Ook leert de ervaring dat dit door de meemoeder wordt ervaren alsof haar capaciteiten als moeder moeten worden goedgekeurd door de rechtbank.

Het doel van het wetsvoorstel is het sneller tot stand laten komen van het juridisch ouderschap van de meemoeder. Het wetsvoorstel regelt dat de vrouwelijke partner van de moeder de juridische ouder van een kind kan worden zonder dat daarvoor een gerechtelijke procedure is vereist. Daarnaast prevaleert de bescherming van het sociale ouderschap boven het vasthouden aan het (vermoeden) van biologisch ouderschap. Tot slot wordt de tekst van de wet gewijzigd en wordt gesproken over ouderschap in het algemeen in plaats van vader- of moederschap; het afstammingsrecht wordt dus sekseneutraal.

Er worden verschillende wijzigingen van het afstammingsrecht voorgesteld:
  • het moederschap van rechtswege;
  • de erkenning door de meemoeder;
  • de gerechtelijke vaststelling van het moederschap; en
  • de mogelijkheid voor vervangende toestemming voor erkenning door de zaaddonor die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat.
Voor het moederschap van rechtswege gelden twee vereisten: een huwelijk én een onbekende zaaddonor. Hoewel het geregistreerd partnerschap in veel gevallen gelijk wordt gesteld met het huwelijk is dat in het huidige wetsvoorstel niet het geval.

Naast het moederschap van rechtswege wordt voorgesteld dat de meemoeder de juridische moeder van het kind kan worden door erkenning. Erkenning is mogelijk in die gevallen dat het moederschap niet van rechtswege ontstaan, dus als het kind wordt geboren buiten het huwelijk of als het kind (binnen het huwelijk) is verwekt met het zaad van een bekende donor. Voor de erkenning van het kind door de meemoeder heeft zij schriftelijke toestemming nodig van de biologische moeder.

Tot slot kunnen in het nieuwe wetsvoorstel zowel de biologische moeder als het kind gerechtelijke vaststelling van ouderschap van de meemoeder verzoeken. De voorwaarde hiervoor is dat de meemoeder als levensgezel van de moeder heeft ingestemd met een daad die de verwekking van het kind tot gevolg kan hebben gehad.

Bij het debat in de Tweede Kamer hebben verschillende partijen gepleit voor de mogelijkheid van meerouderschap, dat wil zeggen dat naast de biologische moeder en de meemoeder ook de donor - die in een nauwe persoonlijke betrekking tot kind staat - juridisch ouder van het kind kan worden. De staatssecretaris zet kanttekeningen bij het meerouderschap, maar gaat een onderzoek in stellen naar de mogelijkheden.

De kamer stemt op 30 oktober a.s. over het wetsvoorstel.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de Aline van Katwijk van de sectie Familie- en erfrecht (vankatwijk@potjonker.nl) telefoon 023 – 553 02 30.

Reorganisatie. Stap 3 – De inhoud van het sociaal plan

Een sociaal plan: wat moet daar zoal in staan? Uiteraard hangt de vraag in hoeverre de werkgever de werknemers tegemoet wil en kan komen vooral af van de vraag hoe financieel gezond de werkgever is.

1. Over en weer moet worden stilgestaan bij de vraag of mooie beloftes kunnen worden waargemaakt: een werkgever die omvalt als hij vergoedingen moet betalen op basis van de kantonrechtersformule met correctiefactor 1,5, kan dat soort afspraken beter niet maken en vice versa: de bonden of de OR zouden op dat soort afvloeiingsafspraken helemaal niet moeten (willen) aandringen. Daarom is het zaak dat werkgever en werknemersvertegenwoordigers goed praten over de vraag wat financieel wel en niet haalbaar is.

2. Daarbij is het van belang om de kosten van het sociaal plan goed door te rekenen, ook wat andere voorzieningen dan de ontslagvergoeding betreft. Als een magere ontslagvergoeding wordt afgesproken, maar lange zoektermijnen en prijzige herplaatsings- of outplacementtrajecten, is het zaak die kosten op voorhand in te schatten.

3. Bij een “terechte” reorganisatie is uitgangspunt de neutrale kantonrechtersformule (dus C=1). Deze correctiefactor wordt in de toelichting op de kantonrechtersformule ook met zoveel woorden genoemd. Maar als het gaat om een werkgever die veel vet op de botten heeft of die wil reorganiseren, niet vanwege financiële noodzaak, maar om andere redenen, ligt een hogere ontslagvergoeding in de reden.

4. Daarnaast moet gedacht worden aan voorzieningen die de werknemer aan ander werk helpen: een scholingsbudget, een outplacementtraject, maar bijvoorbeeld ook een salarissuppletieregeling (in plaats van een vergoeding ineens).

5. Heikel onderwerp is vaak de ouderen- en/of plaatsmakersregeling. Met de ouderenregeling wordt gedoeld op een voor ouderen afwijkende afvloeiingsregeling. De vraag is of een dergelijke regeling mogelijk is omdat dat verboden onderscheid naar leeftijd zou kunnen opleveren (afhankelijk van de vraag hoe die ouderenregeling in het vat gegoten wordt). Met de plaatsmakersregeling wordt gedoeld op de situatie dat iemand die niet boventallig is zelf vertrekt, daarvoor geld krijgt, en daardoor voorkomt dat iemand die wel boventallig is zal moeten vertrekken.

6. Daarnaast kan gedacht worden aan allerlei bijkomende voorzieningen zoals het genieten van betaald verlof voor sollicitatieactiviteiten, het vergoeden van de kosten van juridische bijstand, het betalen van een vakbondsbijdrage etc.

Klik hier voor de blog op de website van HRbase.

Heeft u vragen? Neem gerust contact met mij op:

Muriel Middeldorp
(middeldorp@potjonker.nl of via het telefoonnummer 023 553 0230)


donderdag 18 oktober 2012

De sectie bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke Advocaten organiseert een seminar Actualiteiten Bestuursrecht

Het bestuursrecht is flink in beweging: verschillende wetswijzigingen zijn aanstaande, waaronder de Wet aanpassing bestuursprocesrecht en de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten. Ook een constante stroom aan jurisprudentie dwingt tot opletten. Redenen genoeg om een seminar te organiseren waarbij de belangrijkste ontwikkelingen op een rij worden gezet. Graag nodigen wij u daarvoor uit!

Het seminar vindt plaats op donderdag 22 november 2012 vanaf 14.30 uur in de Philharmonie (Lange Begijnestraat 11) te Haarlem.

Programma:
14.30 uur:Ontvangst
14.45 uur:Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten
                    Wet aanpassing bestuursprocesrecht
16.00 uur:Pauze
16.15 uur:Varia jurisprudentie Awb
17.00 uur:Borrel









Wij vernemen graag zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 15 november a.s., of u aanwezig zult zijn. U kunt zich aanmelden bij Ellen Gottschal (telefonisch: 023 5530 229 of per e-mail: gottschal@potjonker.nl). U krijgt tijdig een bevestiging van uw aanmelding, met route- en parkeerinformatie.

Met vriendelijke groet,

Marieke Dankbaar
Anke van de Laar
Taco Leemans
Jan Coen Binnerts

Bij onjuiste rechtsmiddelenclausule is te laat beroep toch ontvankelijk

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in een uitspraak van 5 september 2012 (LJN BX6500) nader gepreciseerd wanneer een beroep dat buiten de beroepstermijn is ingediend als gevolg van een onjuiste rechtsmiddelenclausule, toch ontvankelijk is. Als het bestuursorgaan onjuiste informatie heeft gegeven over de rechtsmiddelen, is een als gevolg daarvan te laat ingediend beroep in beginsel ontvankelijk, ook als de indiener van het beroepschrift werd bijgestaan door een ‘beroepsmatige rechtsbijstandverlener’.

Over een onjuiste rechtsmiddelenvoorlichting besliste de Afdeling in een uitspraak van 17 maart 1998 (LJN ZF3235) al dat een daardoor veroorzaakte termijnoverschrijding op grond van artikel 6:11 Algemene wet bestuursrecht verschoonbaar is. Het feit dat de ingeschakelde rechtsbijstandverlener kennis heeft kunnen nemen van de juiste termijn deed aan de verschoonbaarheid niets af.
Daarmee lijkt de uitspraak van 5 september 2012 (LJN BX6500) niet nieuw. Toch is deze uitspraak van belang, omdat er een groot verschil is met de situatie dat een rechtsmiddelenvoorlichting ontbreekt. In die situatie leidt het feit dat een rechtshulpverlener is ingeschakeld tot een ander oordeel over verschoonbaarheid. In haar uitspraak van 21 september 2011 (LJN BT2131) oordeelde de Afdeling dat het ontbreken van een rechtsmiddelverwijzing bij een besluit of uitspraak in beginsel leidt tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, mits de belanghebbende daarop een beroep doet, stellende dat de termijnoverschrijding daarvan het gevolg is. Dit beginsel lijdt uitzondering indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de belanghebbende tijdig wist dat hij binnen een bepaalde termijn bezwaar moest maken dan wel beroep of hoger beroep moest instellen. Van bekendheid met de termijn kan in ieder geval worden uitgegaan indien de belanghebbende voor afloop van de termijn reeds werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener. De uitspraak werd in veel tijdschriften gesignaleerd vanwege het feit dat de Afdeling zich nadrukkelijk aansloot bij de jurisprudentie van de Hoge Raad, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

In haar uitspraak van 5 september 2012 verwijst de Afdeling naar deze twee uitspraken en stelt nadrukkelijk dat, anders dan de rechtbank in eerste aanleg had geoordeeld, een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing wat betreft de verschoonbaarheid niet op één lijn kan worden gesteld met het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing. Indien een rechtsmiddelenverwijzing is opgenomen, mag daarop, behoudens kennelijke misslagen, uit een oogpunt van rechtszekerheid worden vertrouwd, zo is het oordeel. De Afdeling rept niet over de uitzonderingssituatie in geval van bekendheid van de belanghebbende met de termijn, en benadrukt dat ook (zelfs!) van verschoonbaarheid sprake is als de belanghebbende wordt bijgestaan door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener.

Bij een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing leidt termijnoverschrijding dus tot verschoonbaarheid, hulp van een professional of niet. Bij het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing leidt termijnoverschrijding tot verschoonbaarheid, tenzij bijvoorbeeld een professional was ingeschakeld, of anderszins aangenomen kan worden dat belanghebbende met de termijn bekend was. Als de overheid informatie geeft over de bezwaar- of beroepstermijn en die informatie is onjuist, dan is de burger op het verkeerde been gezet. Het ligt volgens de Afdeling blijkbaar in de rede om een burger die is afgegaan op die onjuiste informatie niet buiten de gerechtsdeur te houden. Tenzij sprake van een kennelijke misslag, maar wanneer daarvan sprake is, wordt uit de uitspraak niet geheel duidelijk. In casu had het college van b & w in de rechtsmiddelenverwijzing aangegeven dat geen beroep open stond. Volgens de Afdeling was dat geen kennelijke misslag. Is daarvan wel sprake als is vermeld dat de beroepstermijn zes maanden (in plaats van zes weken) bedraagt?

Bestuursorganen zouden, in een cynische benadering, uit deze uitspraak als les kunnen leren dat ze een rechtsmiddelenclausule beter helemaal kunnen weglaten. Bij het ontbreken van zo´n clausule loopt het bestuursorgaan immers niet het risico dat een buiten de termijn ingediend bezwaar of beroep toch ontvankelijk moet worden geacht. Een positievere benadering zou zijn om nog meer te streven naar een complete en juiste rechtsmiddelenvoorlichting.

Mr. W.P. Boor, paralegal en Mr. T.C. (Taco) Leemans, advocaat bij Pot Jonker Seunke advocaten

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Taco Leemans (tel. 023 5530 230; leemans@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.