Pagina's

dinsdag 12 juni 2012

Wisselende kansen bij het aanvechten van een evenementenvergunning

Wat zijn de mogelijkheden om met succes een verleende evenementenvergunning aan te vechten wegens te verwachten geluidsoverlast? Op 6 juni 2012 en op 8 februari 2012 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak in zaken waarin geageerd werd tegen een evenementenvergunning. De uitkomst was in de twee zaken diametraal anders.

In AbRvS 6 juni 2012 (nr. 201106361/1/A3) was een aan een Oranjevereniging uit Katwijk aan den Rijn verleende vergunning voor de Najaarsfeesten 2010 voorwerp van beroep. Appellant maakte bezwaar tegen het besluit waarbij de evenementenvergunning verleend was, en waarbij ook ontheffing was verleend van het verbod gebruik te maken van geluidversterkende apparaten. Bij het besluit waren geluidsvoorschriften opgenomen die gedurende bepaalde uren van toepassing waren.

De appellant stelt een aantal inhoudelijke bezwaren met betrekking tot de hoogte van de toegestane geluidsniveaus aan de orde: de bij het besluit voorgeschreven normen zijn hoger dan die van de landelijke Nota ‘Evenementen met een luidruchtig karakter’ van het Ministerie van VROM uit 1996, het toegestane gemiddelde geluidsniveau van 65 dB(A) is te hoog, de te hoge geluidsniveaus leiden tot gehoorbeschadiging bij bezoekers, en een te korte nachtrust leidt voor de omwonenden tot onaanvaardbare risico’s wanneer deze de volgende dag moeten deelnemen aan het verkeer.

De Afdeling oordeelt dat de gemeente met de genoemde nota geen rekening hoefde te houden omdat deze geen algemeen verbindend voorschrift vormt en noch de APV noch de gemeentelijke beleidsnota Evenementenbeleid gemeente Katwijk er naar verwijzen. Verder oordeelt de Afdeling dat de afwijking van de landelijke nota niet betekent dat de normen onredelijk zijn.
De Afdeling oordeelt ook dat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het maximale gemiddelde geluidsniveau onredelijk was, en evenmin dat bezoekers en omwonenden geschaad werden door de geluidsoverlast.

Appellant doet verder een beroep op het EVRM. Volgens hem wordt met het besluit een inbreuk gemaakt op zijn privéleven zoals bedoeld in art. 8 EVRM. Dat die inbreuk tijdelijk is, vindt appellant niet van belang, omdat volgens hem ook een tijdelijke inbreuk fatale gevolgen kan hebben.
De Afdeling oordeelt echter dat, gezien het incidentele karakter van de overlast, art. 8 EVRM geen bescherming biedt. De feesten duurden slechts ruim een week, en er waren beperkingen gesteld aan het lawaai en aan de eindtijden.

Een andere uitkomst laat AbRvS 8 februari 2012 (nr. 201103095/1/A3) zien. In deze zaak was een evenementenvergunning verleend voor een kermis in het Olympisch stadion. Groot verschil met de Katwijkse zaak was dat de kermis voor een groot deel tijdens kantooruren zou plaatsvinden, en dat appellanten juist daar bezwaar tegen hadden. Uit een beleidsnota van het stadsdeel Oud-Zuid volgde dat evenementen in het Olympisch stadion met een middelzware en zware geluidsbelasting zoveel mogelijk buiten kantooruren dienden plaats te vinden. Niettemin had de burgemeester de kermis tijdens kantooruren vergund. Appellanten in deze zaak waren ‘kennisintensieve’ bedrijven. Zij hadden er dus juist belang bij dat het beleid gevolgd werd, terwijl de appellant uit Katwijk waarschijnlijk erg blij geweest zou zijn als de feesten overdag zouden hebben plaatsgevonden.

Het besluit tot verlening van de vergunning wordt vernietigd wegens een onzorgvuldige voorbereiding en een gebrekkige motivering. Daaraan legt de Afdeling ten grondslag dat door de burgemeester geen onderzoek is gedaan naar het aantal bezoekers van de kermis en de vergaarde omzet tijdens kantooruren. Dat de kermis een aanlooptijd nodig heeft om zodoende meer bezoekers te kunnen genereren, zoals de burgemeester betoogde, is niet nader gemotiveerd. De Afdeling acht ook niet aannemelijk gemaakt dat de middelbare scholieren uit de omgeving in het algemeen op werkdagen na 14:00 uur geen onderwijs meer genieten. Verder hecht de Afdeling weinig waarde aan het feit dat het toegestane geluidniveau op de gevel van het stadion strenger was dan de normaal gehanteerde grenswaarde, omdat het stadion niet geïsoleerd is naar de huidige maatstaven. Al met al is door de burgemeester ontoereikend onderbouwd dat met de belangen van appellanten voldoende rekening is gehouden.

Welke conclusies zijn te trekken uit deze twee zaken? In de eerste plaats dat een gemeente landelijk beleid op dit gebied slechts hoeft te volgen als daar in de APV naar verwezen is. Bij gebreke aan een dergelijke verwijzing geldt het eigen beleid, zoals in de Katwijkse zaak het geval was. In de tweede plaats dat, als een gemeente afwijkt van het eigen beleid, dat goed gemotiveerd zal moeten worden (wat in de Amsterdamse zaak niet gebeurd was).

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Taco Leemans (tel. 023 5530 230; leemans@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten