Pagina's

woensdag 11 april 2012

Wijziging bestemmingsplan zonder afdeling 3.4 Awb mogelijk

De hier besproken uitspraken zijn met name voor de bestemmingsplanpraktijk van praktisch belang. Als de gemeenteraad een bestemmingsplan heeft vastgesteld en hij komt – voor het tot een uitspraak van de rechter is gekomen – tot het inzicht dat het plan gewijzigd moet worden, heeft hij onder voorwaarden de mogelijkheid zonder toepassing van afdeling 3.4 Awb een hernieuwd bestemmingsplan vast te stellen. Dat kan een hoop tijd en kosten schelen.

Voor de vaststelling van een bestemmingsplan door de gemeenteraad moet de uitgebreide voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden gevolgd, die een beslistermijn van zes maanden kent. Bij de gemeenteraad kan de behoefte bestaan om een dergelijk vastgesteld, maar nog niet onherroepelijk, bestemmingsplan gewijzigd opnieuw vast te stellen. Bijvoorbeeld omdat de raad vindt dat een zienswijze tegen het ontwerp-plan bij nader inzien toch tot aanpassing van het bestemmingsplan had moeten leiden.

Tot nu toe werd aangenomen dat voor het hernieuwd vaststellen van het bestemmingsplan ook afdeling 3.4 van de Awb moet worden gevolgd. Twee recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State brengen hier verandering in.

De Afdeling stelt in deze uitspraken weliswaar voorop dat de gemeenteraad een besluit tot het hernieuwd vaststellen van het bestemmingsplan in beginsel dient voor te bereiden met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb, maar hierop zijn naar haar oordeel twee uitzonderingen mogelijk.
˝De gemeenteraad kan na de vaststelling van het bestemmingsplan waarbij de zienswijze van een appellant niet of niet geheel is gehonoreerd, alsnog [zonder toepassing van afdeling 3.4 Awb, TL] besluiten dat deze zienswijze dient te leiden tot een aanpassing van het plan, mits deze aanpassingen naar aard en omvang niet zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander plan wordt vastgesteld.
Verder wordt als uitzondering aangenomen de situatie dat het besluit als bedoeld in artikel 6:18 van de Awb wijzigingen van ondergeschikte aard bevat die de raad zonder dat de tegen het ontwerpplan ingediende zienswijzen daartoe aanleiding gaven, in het plan wil doorvoeren.˝
(AbRvS 22 februari 2012, 201012762/1/T1/R1)

In de andere uitspraak, AbRvS 30 maart 2012, 201004275/1/T1/R4, bevestigt de Afdeling de hiervoor geciteerde uitspraak. In dit geval had het nieuwe besluit deels wel met toepassing van afdeling 3.4 van de Awb moeten worden voorbereid, aldus de Afdeling. Een van de wijzigingen in het bestemmingsplan heeft namelijk tot gevolg dat de gebruiksmogelijkheden van het desbetreffende perceel zodanig worden verruimd, en daarmee de ruimtelijke uitstraling voor de omwonenden dusdanig kan veranderen, dat deze wijziging niet kan worden aangemerkt als een wijziging van ondergeschikte aard.

Gemeenteraden weten nu dus onder welke omstandigheden zij, zonder risico op vernietiging wegens een procedureel gebrek, een bestemmingsplan – waartegen al dan niet beroep is ingesteld bij de rechter – nog kunnen wijzigen. De gemeenteraad kan besluiten om een zienswijze van een appellant alsnog te honoreren, mits de aanpassingen naar aanleiding daarvan naar aard en omvang niet zodanig groot zijn dat een wezenlijk ander bestemmingsplan wordt vastgesteld. Ook kan de raad uit zichzelf besluiten om ondergeschikte wijzigingen in het bestemmingsplan door te voeren. Bij dit laatste mag het niet gaan om wijzigingen die tot een andere ruimtelijke uitstraling van het plan leiden waardoor derden worden geraakt.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Taco Leemans (tel. 023 5530 230; leemans@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten