Pagina's

dinsdag 5 maart 2013

Ook ambtenaren krijgen hun formule voor de berekening van ontslagvergoedingen

In een tweetal uitspraken [LJN BZ043 en BZ044], beide van 28 februari 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep bepaald dat ambtenaren die worden ontslagen op grond van zogenaamde “andere gronden” [zoals verstoorde verhoudingen] in het vervolg recht hebben op een ontslagvergoeding die wordt berekend volgens een bepaalde formule.

Zoals voor werknemers in het reguliere bedrijfsleven de kantonrechterformule van toepassing is, geldt voor ambtenaren in het vervolg dus de “CRvB-formule”. De bewoordingen waarin de uitspraken zijn geformuleerd, wijzen er op dat hier sprake is van een richtlijn die volgens de CRvB in het vervolg door alle ambtenarenrechters zal moeten worden gehanteerd.

De CRvB heeft er meteen een gebruiksaanwijzing bij gegeven. Eerst zal er een drempel moeten worden genomen. Die drempel bestaat uit het “overwegende aandeel” dat het bestuursorgaan [lees: de werkgever] in ontstaan van het conflict heeft gehad. Die drempel ligt op 51%. Blijft het aandeel daaronder wordt er dus geen vergoeding toegekend. Vervolgens zijn er drie bandbreedten: 51 tot 65%, 65 tot 80% en 80 tot 100%. Bij die bandbreedten behoren correctiefactoren van respectievelijk 0,5, 0,75 en 1.
De vergoeding bestaat uit 1 bruto maandsalaris [inclusief vakantiegeld] maal het aantal dienstjaren gedeeld door twee [makkelijker gezegd: een halve maand per dienstjaar]. Dus bij 20 dienstjaren is de vergoeding gelijk aan 10 maanden. Die uitkomst wordt dan vermenigvuldigd met de correctiefactor. De reden dat de uiteindelijke berekening meestal lager uitvalt dan volgens de kantonrechterformule is, dat voor ambtenaren meestal een beter uitkeringstraject van toepassing is met bovenwettelijke en nawettelijke uitkeringen. De CRvB zegt ook dat er geen reden is om rekening te houden met andere factoren dan deze elementen van de formule. Ook als iemand al een tijdje doorbetaald op non-actief heeft gestaan, mag dat niet van de vergoeding worden afgetrokken.

Al met al is hier wel sprake van een novum. Interessant is het om te zien of ook de burgerlijke rechter deze formule zal gaan toepassen op werknemers die geen ambtenaar zijn, maar die wel recht hebben op vergelijkbare uitkeringsrechten als ambtenaren, zoals werknemers in het onderwijs.
Nadere informatie kan worden verkregen bij Rob Wiebosch en Marieke Dankbaar, of een van de andere advocaten van de sectie bestuursrecht en de praktijkgroep onderwijs van Pot Jonker Advocaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten