Ook gemeenten mogen voortaan landschappen aanwijzen als beschermd monument. Die bevoegdheid bestond al, maar lag bij provincies. Eén en ander blijkt uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (9 januari 2013, LJN BY7985) waarin werd geprocedeerd over een Monumentenverordening van de gemeente De Bilt. In deze verordening was aan het college van b & w eenzelfde aanwijzingsbevoegdheid toebedeeld aan het college van burgemeester en wethouders als in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) is toebedeeld aan gedeputeerde staten. Op grond van artikel 121 van de Gemeentewet kan dit, mits de verordening niet in strijd is met de wet en de hogere regeling niet uitputtend bedoeld is.
Als de hogere regeling dit niet expliciet bepaalt, is de vraag of deze al dan niet uitputtend is moeilijk te beantwoorden. Verschillende rechters kunnen tot verschillende uitkomsten komen. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) laat dat zien. Uit de uitspraak en de in de beide regelingen gegeven definities valt op te maken dat het om exact dezelfde bevoegdheden gaat. Duidelijk is dus dat De Bilt hetzelfde wilde als wat de wetgever al geregeld had in de Nbw 1998, zij het dat men de bevoegdheid tot aanwijzing (ook) in eigen hand wilde houden.
De aanleiding tot het geschil was de aanwijzing van De Biltse Duinen als beschermd landschapsmonument door het Biltse college van burgemeester en wethouders. Enkele particulieren (grondeigenaren?) waren het daar niet mee eens. Zij maakten tevergeefs bezwaar, en gingen vervolgens in beroep bij de rechtbank Utrecht. Zij voerden aan dat de Nbw 1998 al in deze materie voorzag en dat deze wet uitputtend was bedoeld. Het college was volgens hen dan ook niet bevoegd om de materie in de Monumentenverordening te reguleren. De rechtbank Utrecht ging hierin mee en baseerde dit oordeel op de wetsgeschiedenis en de mate van gedetailleerdheid van de Nbw 1998.
De gemeente De Bilt en de vereniging ‘Vrienden van De Biltse Duinen’ gingen tegen deze uitspraak in hoger beroep bij de Afdeling. Anders dan de rechtbank oordeelde de Afdeling dat uit de wetsgeschiedenis van de Nbw 1998 niet kan worden afgeleid dat de wetgever de regeling als uitputtend heeft bedoeld, net zomin als dit kan worden afgeleid uit de mate van gedetailleerdheid van de regeling van de bescherming van landschappen zoals die in de Nbw 1998 is opgenomen.
Gemeenten op wier grondgebied stukken natuurschoon liggen hebben dus de mogelijkheid om de bescherming daarvan (ook) zelf ter hand nemen, door een bevoegdheid op te nemen in een vergelijkbare verordening als de Biltse Monumentenverordening. Dat is goed nieuws voor gemeenten, zeker nu de rijksoverheid zich op het gebied van natuurbeleid wat terug lijkt trekken.
Mr. W.P. Boor, paralegal bij Pot Jonker Advocaten
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Advocaten, info@potjonker.nl, of 023 553 02 30.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten