Andermaal deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak over tegenstrijdige belangen tussen ongehinderde bedrijfsexploitatie en toekomstig ongestoord woongenot. (ABRvS 27 december 2012, 201208050/1/R1)
In dit geval ging het over de IJsselhallen in Zwolle; een groot evenementencomplex waar concerten, beurzen en evenementen als “indoor tractorpulling” worden gehouden.
De gemeente Zwolle wil het aanpalende voormalige Univéterrein herontwikkelen tot een woonlocatie: “Irishof”. Op deze locatie zouden achtentwintig grondgebonden woningen moeten worden gerealiseerd. Ten behoeve van deze herontwikkeling heeft de gemeenteraad van de gemeente Zwolle op 4 juni 2012 een bestemmingsplan vastgesteld. De vennootschappen die gemoeid zijn met de exploitatie van de IJsselhallen stelden tegen het vaststellingsbesluit beroep in bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Zij voerden allereerst aan dat bij het vaststellen van het bestemmingsplan ten onrechte geen rekening was gehouden met de uitbreidingsplannen van de IJsselhallen: het realiseren van de woonwijk zou die uitbreidingsplannen belemmeren. De gemeenteraad had aangegeven dat wel degelijk met de belangen van de vennootschappen rekening was gehouden, maar dat daarbij was uitgegaan van de ten behoeve van de IJsselhallen verleende milieuvergunning van 9 maart 2001. Toekomstplannen waren er niet volgens de gemeenteraad, dus kon daar ook geen rekening mee worden gehouden.
De IJsselhallen hadden echter op 4 april 2012, aldus twee maanden voor vaststelling van het bestemmingsplan, een principeaanvraag ingediend voor uitbreiding van de geluidsruimte. Deze principeaanvraag was evenwel niet volledig en kon niet worden beoordeeld. De gemeente vroeg daarom op 26 april 2012 om meer informatie om de afweging te kunnen maken of een hogere geluidsemissie mogelijk zou kunnen zijn. Die nadere informatie werd echter pas op 19 oktober 2012, en dus ruim na vaststelling van het bestemmingsplan, aan de gemeente toegestuurd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vond om die reden dat ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan de toekomstige uitbreidingsplannen van de IJsselhallen nog niet zodanig concreet waren dat de gemeenteraad daar rekening mee had moeten houden; er werd niet vernietigd.
Om te bewerkstelligen dat rekening gehouden moet worden met uitbreidingsbelangen van het bedrijf, is dus wellicht een principeaanvraag al voldoende, maar dan moet het wel een voldoende concrete (te beoordelen) aanvraag zijn.
De vennootschappen waren echter niet voor één gat te vangen; zij voerden als tweede argument aan dat de IJsselhallen zouden worden belemmerd in de bestaande bedrijfsvoering, nu bij het uitgevoerde akoestisch onderzoek geen rekening was gehouden met het gebruik van het parkeerterrein in de nachtperiode. De toekomstige woningen zouden in de nabijheid van een drukke uitrit worden gebouwd en volgens de vennootschappen was er in het akoestisch onderzoek ten onrechte vanuit gegaan dat de vergunde representatieve bedrijfssituatie geen voertuigbewegingen bij die uitrit in de nachtperiode omvatte. Zou wel rekening was gehouden met dat verkeer, dan zou dat volgens de vennootschappen leiden tot een overschrijding van de grenswaarden voor de nieuwe woningen. In het nader overgelegde akoestisch onderzoek was voorts niet ingegaan op de maximale geluidniveaus; aldus de vennootschappen.
De gemeenteraad dacht, op basis van de vergaarde geluidgegevens, dat het met die overschrijdingen zo’n vaart niet zou lopen, maar kreeg nul op rekest:
De Afdeling bestuursrechtspraak constateerde dat de milieuvergunning voor de IJsselhallen gebruik van het parkeerterrein in de nachtperiode toelaat. Vervolgens beoordeelde de Afdeling het akoestisch onderzoek “Geluidniveaus Parkeren IJsselhallen”. In dat onderzoek waren het langetijdgemiddeld beoordelingsniveau en de maximale geluidniveaus als gevolg van het gebruik van het parkeerterrein bezien, maar de nachtperiode was daarbij niet meegenomen. Wel was voor de periode dag en avond een piekgeluidniveau van 64 dB(A) ter plaatse van de voorziene woningen berekend. In een nadere notitie van 16 oktober 2012 was de nachtperiode wél meegenomen, maar was alleen ingegaan op het langetijdgemiddeld beoordelingsniveau. De gemeenteraad had op de zitting bij de Afdeling erkend dat niet was bezien wat de gevolgen voor de voorziene woningen zijn van de in de nachtperiode optredende piekwaarden. Naar het oordeel van de Afdeling had de gemeenteraad dan ook, ten aanzien van geluidbelasting als gevolg van het parkeren op het terrein van de IJsselhallen in de nachtperiode, ten onrechte geen rekening gehouden met de maximale geluidniveaus.
Het bestemmingsplan sneuvelde dus alsnog; de mogelijkheid dat de bestaande bedrijfsvoering van de IJsselhallen tot onevenredige geluidsoverlast voor de voorziene woningen zou leiden was onvoldoende onderzocht.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marieke Dankbaar (tel. 023 5530 230; dankbaar@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en Overheidsrecht van Pot Jonker Advocaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten