Bij een medewerker van ABN AMRO begonnen zich, zes jaar na indiensttreding, de eerste symptomen van schizofrenie te openbaren. Daarover vond overleg plaats tussen de werkgever, familieleden en de huisarts van de medewerker. De huisarts heeft al na korte tijd een crisismelding gedaan bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Na een korte vakantie keerde de medewerker niet op het werk terug, waarop ABN AMRO hem sommeerde te verschijnen. Toen de man dat niet deed, ontsloeg ABN AMRO hem op staande voet. Driekwart jaar later werd de man opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Nog weer driekwart jaar later heeft de advocaat van de man ABN AMRO een brief gestuurd dat het ontslag niet rechtsgeldig was gegeven en dat het loon moest worden doorbetaald.
In artikel 9 BBA staat dat een beroep op het feit dat het ontslag niet geldig is gegeven (vanwege het ontbreken van de (nu nog vereiste) voorafgaande toestemming van het UWV) binnen zes maanden na het ontslag moet zijn gedaan. In dit geval was het beroep op het feit dat het ontslag niet rechtsgeldig zou zijn geweest veel later gedaan. Partijen hebben hierover tot en met de Hoge Raad geprocedeerd. De kantonrechter meende dat de zesmaandentermijn hard was, maar het Gerechtshof oordeelde in hoger beroep dat het in strijd was met de redelijkheid en billijkheid om in een geval als dit de zesmaandentermijn te hanteren. Daartoe was van belang dat ABN AMRO wist dat de medewerker ernstig geestesziek was, dat zijn familie zich inspande om hem te doen opnemen in een psychiatrische kliniek, terwijl het Hof voorts aannemelijk achtte dat de man ook niet in staat was geweest om eerder een beroep te doen op de vernietigingsgrond.
Bij de Hoge Raad werd door ABN AMRO betoogd dat de rechter niet zomaar voorbij mag gaan aan de zesmaandentermijn, vanwege de vereiste rechtszekerheid. Een werkgever moet binnen bekwame tijd weten of een ontslag ter discussie wordt gesteld of niet. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat terecht door ABN AMRO is opgemerkt dat de rechter zeer terughoudend moet zijn met het niet toepassen van verjarings-/vervaltermijnen, maar dat de door het Hof genoemde omstandigheden voldoende waren om te kunnen concluderen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was om de medewerker op te knopen aan de zesmaandentermijn. Daarbij deed niet ter zake dat ABN AMRO geen verwijt kon worden gemaakt van het feit dat de man niet tijdig een beroep had gedaan op de verjarings-/vervaltermijn.
Zeker als sprake is van bijzondere omstandigheden, doet u er dus verstandig aan om een ontslagkwestie aan de rechter voor te leggen en moet u terughoudend zijn met het geven van ontslag op staande voet.
Klik hier voor de blog op de website van HRbase.
Heeft u vragen? Neem gerust contact met mij op:
Muriel Middeldorp
(middeldorp@potjonker.nl of via het telefoonnummer 023 553 0230)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten