De Minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 10 februari jl. het wetsvoorstel vergunning onrechtmatige bewoning recreatiewoningen ingetrokken. Gemeenten blijven dus bevoegd tot eigen beleid om al dan niet een persoonsgebonden omgevingsvergunning te verlenen teneinde bestaande gevallen van permanente bewoning van recreatiewoningen te legaliseren. Ongeveer terzelfder tijd heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) haar leden per brief dringend geadviseerd door haar voorgestelde beleidsregels over deze materie vast te stellen. Deze modelbeleidsregels van de VNG nemen de voorwaarden van het wetsvoorstel vrijwel letterlijk over.
Hoe ziet het alternatief van de VNG er uit? De VNG formuleert een tweetal beleidsregels. Deze beleidsregels komen er op neer dat een omgevingsvergunning tot bewoning verleend wordt indien er vóór 1 januari 2010 geen besluit tot handhaven of gedogen is genomen, en de bewoner door middel van een aantal met name genoemde bewijsmiddelen kan aantonen dat hij sinds 31 oktober 2003 de recreatiewoning onafgebroken bewoont. Verder moet uiteraard voldaan worden aan de eisen die de bestaande regelgeving stelt. Die eisen zijn geformuleerd in het Besluit omgevingsrecht (Bor): de bewoner moet vanaf 31 oktober 2003 de recreatiewoning onafgebroken als woning gebruiken en op dat moment meerderjarig zijn, de woning moet voldoen aan bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen, en de bewoning mag niet in strijd zijn met onder meer de gestelde regels bij of krachtens de Wet milieubeheer en de Wet geluidhinder. Verder is van belang dat slechts een persoonsgebonden omgevingsvergunning verleend kan worden. De vergunning geldt dus slechts voor de persoon die de recreatiewoning bewoont, en kan niet overgedragen worden aan anderen. Onderbreekt de bewoner de bewoning, dan eindigt bovendien de werking van de vergunning. Van belang is overigens goed voor ogen te houden dat bij niet tijdige beslissing op een aanvraag de vergunning van rechtswege wordt verleend.
Wat is nu het verschil tussen het afgeserveerde wetsvoorstel en het alternatief dat de VNG biedt? Het wetsvoorstel zou de bestaande beleidsvrijheid om op grond van de Wabo van het bestemmingsplan af te wijken inperken. Als aan de voorwaarden die het wetsvoorstel noemde voldaan werd, moesten gemeenten de aangevraagde vergunning verlenen. Als gemeenten de modelbeleidsregels van de VNG overnemen en vaststellen, behouden zij de mogelijkheid om op grond van bijzondere omstandigheden van de beleidsregels af te wijken. Gemeenten zijn bovendien vrij om de beleidsregels vast te stellen. Doen ze dat niet, dan verandert er niets aan de bestaande bevoegdheden, nu het wetsvoorstel van de baan is. In haar brief van 10 februari jl. aan de Eerste Kamer geeft de minister aan dat de zware kritiek in de Eerste Kamer, de strijdigheid met het kabinetsbeleid (zoals vastgesteld in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het regeerakkoord), maar ook het vertrouwen in het alternatief dat de VNG heeft aangedragen voor haar redenen waren het wetvoorstel in te trekken.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.
Heeft de minister ook een reden gegeven om het wetsvoorstel in te trekken?
BeantwoordenVerwijderenJa, de minister heeft aangegeven er alle vertrouwen in te hebben dat de doelstelling van het wetsvoorstel ('duidelijkheid aan de bedoelde onrechtmatige bewoners') gerealiseerd zal worden met de voorgestelde beleidsregels van de VNG. Daarnaast waren redenen voor intrekking de strijdigheid van het wetsvoorstel (afkomstig van een andere minister uit een ander kabinet) met het ruimtelijke beleid van het huidige kabinet, en het feit dat de Eerste Kamer het wetsvoorstel o.a. disproportioneel vond (zie de plenaire behandeling op 1 november 2011, verslag te vinden in Handelingen EK 2011-2012, nr. 5, p. 5-14).
BeantwoordenVerwijderenReactie Mar 12, 2012 09:03 AM afkomstig van Pot Jonker Seunke advocaten
BeantwoordenVerwijderen