Pagina's

vrijdag 14 oktober 2011

Uitspraak over vooringenomenheid slecht toepasbaar in praktijk

Een raadslid mag geen persoonlijk belang hebben bij een besluit, zoals een bestemmingsplan, waarover hij meestemt. Dat klinkt logisch, maar de toepassing van dit beginsel in de praktijk kan vergaande gevolgen hebben. Zo kan het er toe leiden dat een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan (gedeeltelijk) wordt vernietigd. Een recente uitspraak van de Afdeling illustreert dat.

Op 22 juni 2011 heeft de Afdeling een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan van de gemeenteraad van Stichtse Vecht gedeeltelijk vernietigd omdat het plan is vastgesteld in strijd met het bepaalde in artikel 2:4 Awb.

In artikel 2:4, eerste lid, Awb is het verbod van vooringenomenheid opgenomen. In het tweede lid van artikel 2:4 Awb is voor het bestuursorgaan in dat verband een zorgplicht gecreëerd. Zo is bepaald dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

In een eerdere uitspraak (Winsum, AbRS 7 augustus 2002, AB 2003, 3), vernietigde de Afdeling een besluit van de raad tot het verlenen van vrijstelling op grond van artikel 19 WRO omdat de raad in strijd met artikel 2:4 Awb niet had voorkomen dat de schijn van belangenverstrengeling was gewekt. Zo was de stem van een raadslid, dat tevens als juridisch medewerker werkzaam was bij de aanvrager tot ontheffing en als zodanig intensief betrokken was geweest bij (de voorbereiding van het bouwplan en) de aanvraag, doorslaggevend geweest bij het besluit tot het verlenen van vrijstelling. De Afdeling oordeelde dat de term ‘persoonlijk’ uit het tweede lid van artikel 2:4 Awb ruim moet worden uitgelegd.

In de recente uitspraak Stichtse Vecht oordeelde de Afdeling eveneens dat de raad in strijd met het tweede lid van artikel 2:4 Awb niet heeft voorkomen dat de schijn van belangenverstrengeling werd gewekt. Het (gedeeltelijk) vernietigde besluit betrof een bestemmingsplan ter actualisatie en uniformering van een aantal bestemmingsplannen. De vernietigde plandelen hadden betrekking op een kleinschalig bedrijventerrein met enkele bedrijfswoningen. Een raadslid dat woonachtig en werkzaam was op het bedrijventerrein, was als woordvoerder ruimtelijke ordening van zijn fractie actief betrokken geweest bij het bewerkstelligen van wijzigingen die voor hem een gunstiger woon- en leefklimaat tot gevolg hadden. Zo heeft hij veelvuldig het woord gevoerd en amendementen voorgelezen. Als verweer was aangevoerd dat het raadslid niet bij alle amendementen een doorslaggevende stem had gehad. Volgens de Afdeling leidt dit echter niet tot een ander oordeel omdat hij veelvuldig het woord heeft gevoerd en niet gesteld kan worden dat niet de schijn is gewekt dat hij invloed heeft gehad op de besluitvorming. Bovendien heeft het raadslid bij een aantal amendementen wel een doorslaggevende stem gehad, aldus de Afdeling.

Bij de beoordeling door de Afdeling of sprake is van strijd met het bepaalde in artikel 2:4 Awb, is blijkbaar is niet langer enkel relevant of het besluit is genomen met de kleinst mogelijke meerderheid. Daarmee lijkt nog meer dan voorheen een glijdende schaal te zijn ontstaan. Daarbij is van belang dat op grond van artikel 10 Gemeentewet voor het raadslidmaatschap (onder meer) is vereist dat men ingezetene is van de gemeente. Dit brengt mee dat met name in kleinere gemeenten raadsleden sneller een persoonlijk belang zullen kunnen hebben bij de vaststelling van raadsbesluiten in het algemeen en tot vaststelling van ruimtelijke plannen in het bijzonder, aangezien ze sneller woonachtig zullen zijn in het gebied waarop het besluit of plan betrekking heeft. Een actieve rol voor een stemmend raadslid dat woonachtig is in het plangebied, zou wel eens gevaarlijk spel kunnen zijn. Raadsleden lijken vooraf aan de hand van een niet objectief criterium te moeten bepalen of het uitbrengen van hun stem, een met artikel 2:4 Awb strijdig besluit van de raad zou kunnen opleveren. Een in de praktijk slecht werkbare situatie.

--------------------------------------------------------------------------------
Mr. A.M. (Anke) van de Laar, advocaat bij Pot Jonker Seunke Advocaten

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Anke van de Laar (tel: 023-5530230; vandelaar@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten