Op 1 januari jl. is de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Wabp) in werking getreden. De Wabp is een vrij omvangrijke wijzigingswet van de Algemene wet bestuursrecht. De wet moet leiden tot minder stroperigheid in het bestuursrecht: een slagvaardiger bestuursrecht is het credo van de Wabp. Daarnaast moet de wet meer rechtseenheid in het bestuursrecht brengen.
Eén van de wetswijzigingen die de stroperigheid moet verminderen is de opdracht aan de rechter dat hij een geschil zoveel mogelijk definitief moet beslechten. De rechter moet dus zijn best doen om de partijen te vragen wat hen werkelijk verdeeld houdt, en moet streven naar een oplossing voor die verdeeldheid, het liefst een oplossing die voorkomt dat men ontevreden is en verder gaat procederen. Een andere wijziging die moet zorgen voor een slagvaardiger bestuursrecht is er één die burgers en bedrijven wapens uit handen slaat: de invoering van het relativiteitsbeginsel. Dit houdt in dat men voortaan bij de rechter geen beroep kan doen op rechtsregels die de eigen belangen niet dienen. Een voorbeeld: als een burger het niet eens is met de aanleg van woonwijk, dan kan de burger in verband met dit relativiteitsbeginsel geen beroep doen op de regels voor geluidshinder die de toekomstige bewoners beschermen; deze regels strekken immers niet tot bescherming van deze burger zelf. Een derde verandering is de mogelijkheid voor de rechter om onrechtmatig genomen besluiten in stand te laten, als daardoor de belanghebbenden niet zijn benadeeld. Die bevoegdheid had de rechter al, maar slechts als de onrechtmatigheid betrekking had op een vormvoorschrift, dus bijvoorbeeld de regel dat bepaalde stukken ter inzage hadden moeten liggen. Een flink aantal leden van de Eerste Kamer was overigens van mening dat de laatstgenoemde wijzigingen tot verminderde rechtsbescherming van de burger kunnen leiden.
Een van de veranderingen die de rechtseenheid moeten bevorderen is de mogelijkheid tot instelling van een Grote Kamer. Daarin kunnen leden van de verschillende bestuursrechtelijke rechterlijke colleges plaatsnemen, dus bijvoorbeeld leden van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven en van de Centrale Raad van Beroep. Daarnaast wordt het nemen van zogenaamde conclusies mogelijk, net als nu reeds het geval is in het strafrecht en het civiele recht. Een conclusie is een onafhankelijk niet bindend advies aan een rechterlijke college om een bepaalde beslissing te nemen. Deze wijzigingen zouden er toe moeten leiden dat binnen het bestuursrecht meer rekening wordt gehouden met beslissingen van andere rechters. Op die manier moet er meer eenheid in het bestuursrecht ontstaan.
Indien u vragen heeft kunt u contact opnemen met Jan Coen Binnerts (binnerts@potjonker.nl / 023-5530230) of één van de andere advocaten van de sectie bestuurs- en overheidsrecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten