Pagina's

vrijdag 9 maart 2012

Orde in de procesorde

De gang van zaken in een bestuursrechtelijk geding is tot zekere hoogte genormeerd door bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Maar regelmatig stuit de rechter op procesrechtelijke vragen, waar de wet geen antwoord op geeft. De toetssteen wordt dan gevormd door ‘de eisen van de goede procesorde’. In een uitspraak van 29 februari 2012 (201010089/1) heeft de Afdeling in een algemene overweging die eisen nader gepreciseerd en er bovendien voor een specifieke situatie een harde procesregel uit afgeleid.

De zaak ging over een vergunning op grond van de Wet milieubeheer. Door een concurrent van de vergunninghouder was beroep ingesteld. Eén van de beroepsgronden betrof de stelling dat de effecten van de vergunde activiteit op de luchtkwaliteit niet goed waren beoordeeld, omdat – kort gezegd – bij de activiteit meer fijn stof vrij zou komen dan het bevoegd gezag had aangenomen. In deze zaak had de Afdeling een advies gevraagd van de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB). Pas nadat die advies uitbracht, maar nog ruimschoots voor de zitting, bracht de appellant een nieuwe stelling naar voren in relatie tot de luchtkwaliteit: het bevoegd gezag zou van een verkeerd beoordelingspunt zijn uitgegaan, want het zou de aanwezigheid van meer nabij de inrichting gelegen wacht- en slaapruimtes voor personeel over het hoofd hebben gezien.

Nu was die stelling er een, waar een onderzoek door de StAB wellicht klaarheid had kunnen brengen: waren die ruimtes er inderdaad en verbleven daar inderdaad langdurig personen? Het antwoord op die vragen zou voor de beoordeling van de stelling van appellant vermoedelijk welkom zijn geweest.

De Afdeling overweegt ten eerste dat de Awb zich er niet tegen verzet om nog nieuwe gronden in te dienen nadat de beroepstermijn of de termijn voor het aanvullen van gronden is verstreken. Dit geldt uiteraard zolang een bijzondere wet niet anders bepaalt - waarbij wij moeten denken aan art 1.6a van de Crisis- en herstelwet. De Afdeling voegt daar echter aan toe dat de mogelijkheid om in een later stadium nadere gronden in te dienen wordt begrensd door de eisen van de goede procesorde. Vervolgens preciseert de Afdeling wat daaronder moet worden verstaan:

‘Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich daar niet tegen verzet, is in het algemeen bepalend een afweging van de proceseconomie, de reden waarom de desbetreffende beroepsgrond pas in een laat stadium is aangevoerd, de mogelijkheid voor de andere partijen om adequaat op die beroepsgrond te reageren en de processuele belangen van de partijen over en weer’.

In dit geval bracht toetsing van de handelwijze van appellant aan deze eisen mee, dat de nieuwe grond buiten beschouwing bleef: de deskundige had er immers niet meer op in kunnen gaan en niet aannemelijk is dat de grond niet eerder naar voren had kunnen worden gebracht. Dit laatste aspect weegt echter kennelijk niet erg zwaar, want de Afdeling vervolgt met een overweging met algemene strekking.

Daarin kondigt zij aan dat zij voortaan het indienen van gronden later dan drie weken nadat zij de StAB om een deskundigenbericht heeft gevraagd, in strijd met de goede procesorde zal achten. Daarbij wordt geen enkel voorbehoud gemaakt, zoals bijvoorbeeld voor de situatie dat aannemelijk wordt gemaakt de grond niet eerder naar voren gebracht had kunnen worden. Strikt genomen geldt de regel ook voor later naar voren gebrachte beroepsgronden, voor de beoordeling waarvan een onderzoek door de StAB helemaal niet nodig is. Of dat ook werkelijk bedoeld is, moet worden afgewacht.

De weging die de goede procesorde verlangt - tot nu toe tamelijk vaag en casuistisch geformuleerd en dus moeilijk voorspelbaar - is met deze uitspraak verhelderd. Bovendien destilleert de Afdeling daar een ‘hard and fast rule‘ uit, voor het geval in een zaak een StAB-advies wordt gevraagd. Op dat moment doet appellant er goed aan om zijn dossier nog eens goed door te nemen en te bezien of hij niet nog een argument laat liggen. Hij kan dit dan nog met enige hoop op succes binnen de drie weken termijn naar voren brengen. Daarna is dat echter definitief niet meer mogelijk.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jan Coen Binnerts (tel: 023-5530230 of binnerts@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten