Pagina's

vrijdag 11 november 2011

Internationale kinderontvoering: de Nederlandse staat procedeert niet langer tegen Nederlandse burgers


Op 8 november jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met het wetsvoorstel “Wijziging Uitvoeringswet Internationale kinderontvoering”. In dit wetsvoorstel wordt de procesvertegenwoordigende bevoegdheid van de Centrale Autoriteit in zaken van internationale kinderontvoering afgeschaft.
De Centrale Autoriteit – onderdeel van het Ministerie van Justitie – treedt onder de nieuwe wet niet meer op als procesvertegenwoordiger namens de buitenlandse partner wanneer een kind door de Nederlandse ouder naar Nederland is ontvoerd.
Van een internationale kinderontvoering is sprake als het kind (van 15 jaar of jonger) ongeoorloofd door een van zijn ouders wordt meegenomen naar een land of daar wordt achtergehouden. Ongeoorloofd betekent zonder toestemming van de andere ouder en in strijd met het gezagsrecht. Wie met het gezag over het kind is belast, wordt beoordeeld aan de hand van de wetgeving in het land waar het kind woonde voor de ontvoering en waar het kind zijn gewone verblijfplaats had.
Onder het nieuwe wetsvoorstel zal de Centrale Autoriteit de zogeheten “achtergebleven ouder” doorverwijzen naar een advocaat. Dit verduidelijkt de positie van de Centrale Autoriteit ten opzichte van de betrokken ouders. Dat de Centrale Autoriteit de achtergebleven ouder in rechte vertegenwoordigt, zorgt thans voor onduidelijkheid en onbegrip bij de ontvoerende (Nederlandse) ouder. Deze ouder is vaak teruggekomen met het idee dat in Nederland familie en vrienden wonen en het Nederlandse rechtsstelsel voor haar/hem als Nederlandse onderdaan gunstig zal uitpakken. Niets is minder waar.
Met het wetsvoorstel wordt de uitvoeringspraktijk in Nederland hetzelfde als in de andere landen die partij zijn bij het Haags Kinderontvoeringsverdrag.
De andere wijzigigingen betreffen onder andere de concentratie van de rechtspraak in teruggeleidingszaken bij de rechtbank en het Hof in Den Haag en de beperking van de mogelijkheid tot het instellen van cassatieberoep tegen teruggeleidingsbeslissingen.
Het wetsvoorstel is op 18 januari 2011 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 8 november 2011 als hamerstuk afgedaan. De precieze datum van inwerkingtreding is nog niet bekend; dit zal naar verwachting medio 2012 zijn.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Aline van Katwijk van de sectie Familie- en erfrecht (vankatwijk@potjonker.nl) telefoon 023 – 553 02 30.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten