Pagina's

dinsdag 15 november 2011

Aan welk planologisch regime moet een bouwplan ook al weer worden getoetst?

Hoe zat dat ook al weer: het tijdstip van het indienen van de aanvraag voor een omgevingsvergunning (de oude bouwvergunning) is relevant voor de vraag aan welke kaders wordt getoetst. We hebben echter ook geleerd dat bij de beslissing op bezwaar een volledige heroverweging aan de orde is, waarbij (in principe) ex nunc, dat wil zeggen naar het moment van het beslissen op bezwaar, wordt geoordeeld. Hoe ga je dan om met de situatie dat op het moment van het indienen van de aanvraag het planologisch regime je nog goed gezind is, terwijl op het moment van het beslissen op die aanvraag, of op bezwaar er inmiddels een nieuw bestemmingsplan geldt, dat een stuk minder gunstig is? Het kan nogal uitmaken! Op 2 november 2011 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State hierover weer een nuttige uitspraak. Die uitspraak brengt ons echter eerst even terug in de tijd.

Op 6 februari 2002 (BR 2002/83) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich over de hiervoor weergegeven vraag gebogen en een al eerder verwoord standpunt helder opgeschreven. In deze zaak gold ten tijde van het indienen van het plan (een bouwplan voor een gezinsvervangend tehuis in Soest) en ten tijde van het primaire besluit een ander bestemmingsplan dan ten tijde van de beslissing op bezwaar. De Afdeling oordeelde dat uitgangspunt is dat bij het nemen van een beslissing op bezwaar het recht (dus ook een bestemmingsplan) moet worden toegepast zoals dat op dat moment geldt. Aan een ten tijde van de indiening bij de gemeente van een bouwaanvraag nog geldend bestemmingsplan, dat ten tijde van de beslissing op de bouwaanvraag, dan wel ten tijde van de heroverweging in bezwaar daarvan is vervangen door een nieuw plan, mag slechts bij wijze van uitzondering worden getoetst. Die uitzondering geldt alleen, indien op het moment van de indiening van de aanvraag het daarin vervatte bouwplan in overeenstemming was met het toen geldende bestemmingsplan en er op dat moment nog geen voorbereidingsbesluit van kracht was geworden, dan wel een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd, waarmee het bouwplan in strijd was.

Het komt er dus op neer dat getoetst mag worden aan “oud recht” indien er in eerste aanleg geen sprake is van een weigeringsgrond, maar ook van geen grond tot aanhouding en zeker niet van strijd met het toekomstige bestemmingsplan.

Inmiddels zijn we een nieuwe Wro en de Wabo verder, maar het in 2002 verwoorde uitgangspunt blijkt niet gewijzigd.

In de uitspraak van 2 november 2011 (LJN BU3123) trekt de Afdeling bestuursrechtspraak de redenering door naar de provinciale verordening. Het ging in die zaak om een bouwplan voor de oprichting van een vleesvarkenstal met luchtwasser met een oppervlakte van ongeveer 8900 m2. De aanvraag was ingediend voordat de provinciale verordening, die behoudens ontheffing het bouwplan zou beletten, in werking was getreden. Appellant betoogde dat zijn aanvraag dus niet getoetst moest worden aan die verordening. Het college vond van wel.

De Afdeling overwoog, onder verwijzing naar de hiervoor genoemde uitspraak uit 2002, dat bij het nemen van een besluit over de aanvraag van een bouwvergunning en de beslissing op bezwaar, in beginsel het recht moet worden toegepast dat op dat moment geldt. Bij wijze van uitzondering mag het college van B&W, wanneer na het indienen van de aanvraag maar voor het nemen van het besluit een provinciale verordening in de zin van artikel 4.1 Wro is gaan gelden, het recht toepassen zoals dat gold bij het indienen van de aanvraag. De provinciale verordening blijft dan dus buiten beschouwing maar slechts indien op het moment van het indienen géén voorbereidingsbesluit in werking was. Helaas voor de aanvrager in de betreffende zaak hadden Provinciale Staten enkele maanden voor het indienen van de aanvraag een voorbereidingsbesluit (krachtens artikel 4.1. lid 5 Wro) genomen. Zijn aanvraag strandde dus toch op de tijdig nadien tot stand gebrachte provinciale verordening.

Mr. M.F.A. (Marieke) Dankbaar, advocaat bij Pot Jonker Seunke advocaten

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Marieke Dankbaar (tel. 023 5530 230; dankbaar@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Seunke advocaten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten