Kort voor het zomerreces heeft de Eerste Kamer ingestemd met een wijziging van de Monumentenwet (Staatsblad 2011, 330). Dit biedt gemengd nieuws voor eigenaren van gebouwen uit de jaren ‘60 en ‘70. Tegelijkertijd verbetert de wet de positie van de eigenaar van een monument.
Om met het gemengde nieuws te beginnen: het enige harde criterium voor aanwijzing van een rijksmonument, t.w. dat het gebouw ouder dan 50 jaar moest zijn, wordt geschrapt. Ook jongere bouwwerken kunnen dus worden aangewezen, zonder dat er een ondergrens geldt. Met name eigenaren van bouwwerken uit de jaren ‘60 en ‘70 lopen nu risico met een aanwijzing geconfronteerd te worden.
Liefhebbers van zo’n gebouw die straks om aanwijzing daarvan zullen vragen, komen echter bedrogen uit: de mogelijk die de wet nu nog biedt om de Minister te verzoeken tot een aanwijzing, vervalt. Dit is zonder twijfel goed nieuws voor ontwikkelende partijen, die nogal eens hun planningen gefrustreerd zagen door te elfder ure gedane aanwijzingsverzoeken van omwonenden of belangengroeperingen; die verzoeken moesten dan eerst onherroepelijk zijn afgehandeld, voordat de sloop of renovatie kon aanvangen; tot die tijd gold immers de voorbescherming. Aanwijzing kan dus na 1 januari 2012, als de wijziging van de wet in werking treedt, alleen nog maar plaatsvinden op initiatief van de Minister, die dat in de praktijk overlaat aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Ook de voorbescherming kan dus alleen nog maar in het leven worden geroepen door de Minister en niet langer door omwonenden en belangenstichtingen.
Na dit gemengde nieuws voor de eigenaar van een pand dat nog geen monument is, dan het goede nieuws voor de eigenaar van een monument. Ten eerste wordt de eis afgezwakt dat voor elke ingreep in een rijksmonument een vergunning is vereist. Het wordt straks mogelijk om in ieder geval regulier onderhoud zonder vergunning uit te voeren. Daarbij is wel van belang dat materiaalsoort, kleur, vormgeving, detaillering en profilering niet wijzigen. De vergunningseis vervalt bovendien voor inpandige wijzigingen van onderdelen zonder monumentale waarde; blijkens de toelichting zal het dan als regel moeten gaan om wijziging van onderdelen die na aanwijzing zijn aangebracht. Dit wordt bereikt door het Besluit omgevingsrecht te wijzigen (Staatsblad 2011, 339). Het opmerkelijke feit doet zich straks voor dat eigenaren van rijksmonumenten op dit punt beter af zullen zijn dan eigenaren van monumenten die door gemeenten zijn aangewezen: gemeentelijke monumentenverordeningen voorzien nu als regel immers nog niet in een dergelijke vrijstelling.
Verder geldt nu nog dat de mogelijkheid om beperkte bouwwerken vergunningvrij te bouwen in de nabijheid van een monument in het Besluit omgevingsrecht sterk is beperkt. Door een wijziging daarvan wordt die mogelijkheid verruimd. Dit geldt ook bij gemeentelijke en provinciale monumenten.
Tenslotte worden subsidiemogelijkheden verruimd en dat al per 1 oktober a.s. Zo wordt het mogelijk om subsidie te krijgen voor het maken van plannen tot herbestemming van een monument. Ook wordt het mogelijk om voor de tijd die met herbestemming gemoeid is – in welke tijd er voor de eigenaar dikwijls geen inkomsten uit het monument gegenereerd kunnen worden – subsidie te krijgen om het pand wind- en waterdicht te houden. Deze subsidiemogelijkheid is niet beperkt tot rijksmonumenten: ook gemeentelijk en provinciale monumenten komen daarvoor in aanmerking.
Tegelijkertijd is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Daardoor moeten gemeenten per 1 januari 2012 bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Die verplichting geldt dan – anders dan nu nog het geval is – ook voor gebouwen, die niet als monument zijn aangewezen.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jan Coen Binnerts (tel. 023-553 0246 of email binnerts@potjonker.nl) of met een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten