In een uitspraak van 18 september jongstleden (201208105/1/R20) geeft de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) aan een andere
koers te varen met betrekking tot de vraag wanneer gesproken kan worden van
duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Anders dan in eerder
uitspraken lijkt de Afdeling het onderscheid tussen dagelijkse en
niet-dagelijkse boodschappen van belang te achten.
Indien nieuw vast te stellen bestemmingsplannen de vestiging van nieuwe
bedrijven mogelijk maken, voeren reeds gevestigde bedrijven in beroep vaak aan
dat dit zal leiden tot overcapaciteit, en als gevolg daarvan faillissementen en
leegstand. Dat zou vervolgens een duurzame ontwrichting van het
voorzieningenniveau tot gevolg hebben.
In eerdere uitspraken waarin dit aan de orde werd gesteld overwoog de
Afdeling dat voor de vraag of een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft
bepalend is dat inwoners van een gemeente ‘op een aanvaardbare afstand van hun
woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen.’ Zie AbRS
10 juni 2009, 200808122/1/R3, rov. 2.8, herhaald in onder meer AbRS
5 december 2012, 201200385/T1/R2, rov. 17.7.
In andere uitspraken waarin het ging om niet-dagelijkse boodschappen, zie
bijvoorbeeld AbRS
2 december 2009, 200901438/1/R3, rov. 2.5.3, hanteerde de Afdeling onder
verwijzing naar genoemde uitspraak van 10 juni 2009 hetzelfde criterium.
In de uitspraak van 18 september jl. verwijst de Afdeling expliciet naar
genoemde uitspraken uit 2009, en stelt vervolgens nadrukkelijk dat voortaan een
ander criterium doorslaggevend zal zijn: ‘De Afdeling ziet aanleiding om, anders
dan in voornoemde uitspraken, voor de beoordeling van de vraag of gevreesd moet
worden voor een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau vanaf heden
doorslaggevend te achten of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een
aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste
levensbehoeften.’
Het lijkt er dus op dat de Afdeling thans van oordeel is dat slechts als
het gaat om eerste levensbehoeften er sprake kan zijn van duurzame ontwrichting.
In de uitspraak van 18 september 2013 maakte het gewraakte bestemmingsplan de
vestiging van een tweede (grote) speelgoedwinkel mogelijk. De Afdeling overweegt
dat speelgoed niet valt onder het begrip eerste levensbehoeften en dat van
duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau derhalve geen sprake kan
zijn.
Mr. W.P. Boor, paralegal bij Pot Jonker advocaten
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de sectie Bestuurs-
en overheidsrecht van Pot Jonker advocaten, info@potjonker.nl, of 023 553
02 30.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten