Pagina's

maandag 7 oktober 2013

Meer speelgoedwinkels in bestemmingsplan: duurzame ontwrichting voorzieningenniveau?

In een uitspraak van 18 september jongstleden (201208105/1/R20) geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) aan een andere koers te varen met betrekking tot de vraag wanneer gesproken kan worden van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau. Anders dan in eerder uitspraken lijkt de Afdeling het onderscheid tussen dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen van belang te achten.

Indien nieuw vast te stellen bestemmingsplannen de vestiging van nieuwe bedrijven mogelijk maken, voeren reeds gevestigde bedrijven in beroep vaak aan dat dit zal leiden tot overcapaciteit, en als gevolg daarvan faillissementen en leegstand. Dat zou vervolgens een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau tot gevolg hebben.

In eerdere uitspraken waarin dit aan de orde werd gesteld overwoog de Afdeling dat voor de vraag of een voldoende voorzieningenniveau behouden blijft bepalend is dat inwoners van een gemeente ‘op een aanvaardbare afstand van hun woonplaats hun dagelijkse inkopen kunnen doen.’ Zie AbRS 10 juni 2009, 200808122/1/R3, rov. 2.8, herhaald in onder meer AbRS 5 december 2012, 201200385/T1/R2, rov. 17.7.


In andere uitspraken waarin het ging om niet-dagelijkse boodschappen, zie bijvoorbeeld AbRS 2 december 2009, 200901438/1/R3, rov. 2.5.3, hanteerde de Afdeling onder verwijzing naar genoemde uitspraak van 10 juni 2009 hetzelfde criterium.


In de uitspraak van 18 september jl. verwijst de Afdeling expliciet naar genoemde uitspraken uit 2009, en stelt vervolgens nadrukkelijk dat voortaan een ander criterium doorslaggevend zal zijn: ‘De Afdeling ziet aanleiding om, anders dan in voornoemde uitspraken, voor de beoordeling van de vraag of gevreesd moet worden voor een duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau vanaf heden doorslaggevend te achten of inwoners van een bepaald gebied niet langer op een aanvaardbare afstand van hun woning kunnen voorzien in hun eerste levensbehoeften.’


Het lijkt er dus op dat de Afdeling thans van oordeel is dat slechts als het gaat om eerste levensbehoeften er sprake kan zijn van duurzame ontwrichting. In de uitspraak van 18 september 2013 maakte het gewraakte bestemmingsplan de vestiging van een tweede (grote) speelgoedwinkel mogelijk. De Afdeling overweegt dat speelgoed niet valt onder het begrip eerste levensbehoeften en dat van duurzame ontwrichting van het voorzieningenniveau derhalve geen sprake kan zijn.


Mr. W.P. Boor, paralegal bij Pot Jonker advocaten

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker advocaten, info@potjonker.nl, of 023 553 02 30.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten