Op 26 maart jl. heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob aangenomen. Met deze wijzigingswet (Stb. 2013, 125) wordt het aantal sectoren uitgebreid waarbinnen de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) in stelling kan worden gebracht en wordt onder meer de gegevensverstrekking tussen overheden verbeterd. Voor de omgevingsrechtelijke praktijk is een aantal wijzigingen met name van belang.
Vastgoedsector
De meest opvallende wijziging is de toepasselijkheid van de Wet Bibob op privaatrechtelijke transacties binnen de vastgoedsector. Tot dusver was de Wet Bibob slechts van toepassing op bestuursrechtelijke situaties. In de vastgoedsector opereert de overheid echter ook als private partij. Uit tal van onderzoeken is, volgens de memorie van toelichting bij de wijzigingswet, gebleken dat deze sector kwetsbaar is voor misbruik en criminaliteit. Vanuit integriteitsoogpunt is het instrumentarium van de Wet Bibob bij uitstek geschikt om, zo stelt de memorie van toelichting, te voorkomen dat de overheid bij vastgoedtransacties ongewild criminele activiteiten faciliteert. Om deze reden is met deze wetswijziging mogelijk gemaakt dat een bestuursorgaan, voordat een vastgoedtransactie wordt aangegaan, het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen (Bureau Bibob) om een advies kan vragen (art. 5a Wet Bibob nieuw). Ook kan het Bureau Bibob om advies worden gevraagd als reeds een overeenkomst is aangegaan. In de overeenkomst dient een opschortende of ontbindende voorwaarde te zijn opgenomen die verwijst naar één van de situaties genoemd in art. 9 lid 3 Wet Bibob (nieuw). Het gaat om de situaties dat, kort gezegd, hetzij de vastgoedtransacties financiële voordelen zullen opleveren, hetzij dat hiermee strafbare feiten zullen worden gepleegd, hetzij dat reeds een strafbaar feit is gepleegd waarmee de vastgoedtransactie tot stand zal worden gebracht. In art. 9 lid 4 Wet Bibob (nieuw) zijn de leden 2 tot en met 5 van art. 3 Wet Bibob van overeenkomstige toepassing verklaard, zodat de mate van gevaar en de relatie tot strafbare feiten op dezelfde wijze worden bepaald als bij beschikkingen. Onder strafbaar feit wordt, met deze wetswijziging, ook een bestuurlijke boete verstaan (art. 3 lid 8 Wet Bibob nieuw).
Gemeentelijke verordeningen
Tot dusver kon de Wet Bibob bij de beschikkingverlening op grond van een gemeentelijke verordening slechts worden toegepast als dat bij algemene maatregel van bestuur was bepaald. Met deze wetswijziging is dit vereiste geschrapt: bij de aanvraag van elke ingevolge een gemeentelijke verordening aangevraagde beschikking kan de Wet Bibob worden toegepast (art. 7 lid 1 Wet Bibob nieuw). Daarmee kunnen bijvoorbeeld evenementenvergunningen geweigerd of ingetrokken worden op de gronden van de Wet Bibob.
Algemeen
De wetswijziging behelst ook een aantal wijzigingen die betrekking hebben op de gang van zaken bij toepassing van het Bibob-instrumentarium.
Zo is met de wetswijziging de informatiepositie van de verschillende overheidsorganen verbeterd. De kring van personen en organisaties aan wie Bibob-adviezen mogen worden verstrekt is uitgebreid (art. 28, onderdelen a tot en met l Wet Bibob). Hieronder vallen met deze wetswijziging ook externe bezwaarcommissies (onderdeel e nieuw) en met opsporing belaste ambtenaren (onderdeel k nieuw). Van belang is dat in afwijking van de Algemene wet bestuursrecht deze gegevens niet ambtshalve ter inzage gelegd mogen worden. Verder kan het Bureau Bibob voortaan bestuursorganen informeren over de vraag of in het verleden een advies is uitgebracht, om welke beschikkingen het ging, en welke mate van gevaar in het advies was vastgesteld (art. 11a nieuw). De bevoegdheid voor het Bureau Bibob tot het verstrekken van persoonsgegevens wordt verruimd (art. 20 lid 3 en onder b, en onder d sub 1° nieuw). Ook de verstrekking van gegevens aan de rechter is nu expliciet vastgelegd (art. 20 lid 3 en onder f nieuw).
Een belangrijke verandering is de verbetering van de rechtspositie van degenen ten aanzien van wie een advies wordt opgesteld. Tot dusver kon een betrokkene het advies slechts inzien; op grond van art. 28 lid 3 (nieuw) kan deze een afschrift krijgen.
De datum van inwerkingtreding is nog niet vastgesteld. Naar verluidt zal deze 1 juli 2013 zijn.
Mr. Wim Boor en mr. Robbert Boesveld, Pot Jonker Advocaten
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Robbert Boesveld (tel. 023 – 553 02 30: boesveld@potjonker.nl) of een van de andere advocaten van de sectie Bestuurs- en overheidsrecht van Pot Jonker Advocaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten